Rikketik. Rikketik. Heel zachtjes tikt het. Als kleine regendruppeltjes op het tentdoek. Ineens moet ik denken aan een prentenboekje. Een verhaal met plaatjes, dat we dag in dag uit voorlazen aan onze kinderen toen ze klein waren. Het was één van de vele verhalen die ze al snel uit hun hoofd kenden en zelf konden vertellen.
Voorjaar
Ik loop onder de bomen. Het is voorjaar en kouder dan we gewend zijn van de afgelopen jaren. Het is prachtig groen buiten. De geur van bloesems en wilde bloemen verspreidt zich in de omgeving. Zeker na een regenbui. De bladeren aan de beukebomen zijn nog heerlijk fris. De eiken komen al goed in blad.
Ik denk even terug aan de tijd dat onze meiden klein waren. Geboren op Bonaire. Waar ze de eerste periode van hun leven doorbrachten. Daar waar het altijd warm was. Dag en nacht. Daar waar je nooit koude voeten had. Daar waar je niet voor kan stellen dat je onder een dekbed slaapt. Omdat het er altijd warm was. Een enkele graad verschil in temperatuur voelde je op een gegeven moment feilloos aan.
Toen en daar
Hoe anders was het leven daar.
Leven met de dag. Ver weg van vrienden en familie. Geen ‘sociale verplichtingen’. En daardoor meer ruimte voor je eigen creativiteit.
En ook tijd voor niks doen. Gewoon omdat de warmte je soms vanzelf in deze stand zette. Poco poco. Rustig aan.
Hier en nu
Hoe anders is het leven nu. Hier. In ons koude, gehaaste kikkerlandje. Waar je geacht wordt te presteren. Volgens een bepaald keurslijf je weg te bewandelen. Waar je als kind al aan bepaalde verwachtingen moet voldoen en er veel van je gevraagd wordt.
Onze jongste dochter, nu midden in haar eindexamen. De druk is hoog. Presteren moet je. Om uiteindelijk dat papiertje te halen. Het ‘bewijs’ van je mate van intelligentie. Als je erbij stil staat, leven we best in een gekke wereld.
Verbinding
We zijn gezegend met onze dochters. De hechte band die wij als gezin hebben. De vertrouwde en veilige bedding die we samen gecreëerd hebben. Het maakt dat zij hebben kunnen opgroeien tot de mensen die ze nu zijn. 18 en 21 jaar. Wijs. En allebei met een hart van goud. We zijn trots op ze.
Poepjes
Rikketik rikketik. Het lijken kleine regendruppeltjes. Maar het zijn het niet. Het zijn de kleine poepjes van de rupsen die zich te goed doen aan het jonge blad van de eiken. De zwarte keuteltjes vallen als regen naar beneden op de bladeren eronder. Èn op mijn hoofd.
En daarom denk ik aan het prentenboekje. Het prentenboekje van ‘een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft’. Uiteindelijk blijkt het Bullebak te zijn; de hond van de slager.
Gelukkig ben ik geen mol. En veeg ik de poepjes zo weer uit mijn haren…
Het leven is zo slecht nog niet…